Welkom aan boord!
Welkom ‘Aan boord bij Waterproof’ met een uitgebreide inzending van de schrijver Roelof van Gelders, wiens biografie over John Stedman dit jaar uitkomt. Niet alleen een spannend avontuur tijdens een expeditie, maar ook al veel informatie over John Stedman.
Ingezonden door Roelof.
John Stedman (1744 – 1797) is bekend geworden door het boek dat hij over zijn Suriaamse ervaringen schreef, Narrative of a Five Years Expedition against the Revolted Negroes of Surinam. Roelof van Gelder bezocht voor de research Suriname en ging op een expeditie naar een overwoekerde plantage waar Stedman ooit gewoond heeft.
Stedmans gelukkigste tijd in Suriname bracht hij door op plantage L’Espérance aan de Commewijne. Daar heeft hij tweemaal vertoeft. Hij bezat er een eigen huisje dat hij deelde met Joanna en zijn bediende Quaco, een slaaf die hij ‘leende’ en die hij later kocht en meenam naar Nederland.
Ik wist dat van die plantage niets meer terug te vinden zou zijn en dat de plek al decennia overwoekerd was, maar toch wilde ik daar op zijn minst hebben rondgelopen. Een reguliere trip daarheen bleek ingewikkeld, maar dankzij Robbie van Petten, die het land als geen ander kent, bleek een expeditie met een klein gezelschap mogelijk. Vanaf Stolkertsijver voeren we de Commewijne op, oude en nieuwe kaarten bij de hand, ons oriënterende op zijkreken en bochten in de rivier.
Eindelijk bereikten we de bewuste plaats. We maakten de boot vast en stapten aan land, of liever gezegd, baggerden naar de oever. Vandaar trokken we met Robbie met zijn kapmes voorop het oerwoud in. Robbie had ons gewaarschuwd. Als we een draad op kniehoogte zouden zien, dan was het oppassen geblazen. Die waren door stropers aangelegd en waren verbonden met de trekker van een geweer. Elk dier dat die draad zou aanraken kreeg de volle laag. Dat zou ook ons de knieën kosten.
Maar het gevaar kwam uit een andere hoek.
Na een vijftig meter landinwaarts te zijn gevorderd hoorde ik kreten. ‘Brazilianen, Brazilianen’. Ik dacht dat het om Braziliaanse stropers of houtkappers ging. Anderen riepen ‘water, water’. Dat had ik bij mij, dus wat was eigenlijk het probleem? Dat werd al snel duidelijk.
Ik was de laatste in de kleine colonne en zag plotseling de anderen schreeuwend en struikelend terug hollen, allen omhuld door een zwerm bijen. Terug, terug naar de rivier, dat was de kreet. Strompelend over de wortels en vallend in kuilen, bereikten we de rivier en stuk voor stuk doken we daarin. Mijn opschrijfboekje wordt nat, dacht ik en mijn mobieltje. Hoe nu?
Alle vijf al watertrappelend en zo nu en dan ons vastklampend aan de boot dobberden we een half uur in de Commewijne terwijl de bijen ons onophoudelijk bleven bestoken. Ze nemen een hap uit je vlees en laten als dank een angel achter. Behoorlijk gebuld keerden we weer terug. Later wist iedereen ons verhalen te vertellen over deze killer bee, die menigeen fataal is geworden.
Ik kan niet zeggen dat ik met dit avontuur een typische Stedmanervaring heb opgedaan, want in zijn tijd kwamen deze bijen in Suriname nog niet voor. Maar wel kan ik iets beter navoelen met hoeveel ergernis hij andere plagen heeft ondergaan. Met een grote precisie beschrijft hij muskieten, zandvlooien, de wassy-wassy, kakkerlakken, schorpioenen, wormen en spinnen, die hem en de andere militairen het leven zuur hebben gemaakt.
Dit alles was een onverwacht avontuur in een prachtig land, dat wel, maar ik ben blij dat ik ten minste bij L’Espérance in Stedmans voetstappen heb gelopen. Eigenlijk moet ik terug om een nieuwe poging te wagen en om ook nabijgelegen gebieden te verkennen. Zoals Fauconberg, de plantage waartoe Joanna behoorde. Maar dan met een bescherming tegen de Brazilianen.
***** Hieronder vind je al een voorproefje en meer informatie over John Stedman:
Op 3 februari 1773 zette John Gabriel Stedman zijn eerste stappen op Surinaamse bodem en wel op de wallen van Fort Nieuw Amsterdam. Stedman maakte deel uit van een expeditieleger dat uit Nederland naar de kolonie was gezonden om de marrons te verdrijven. Gouverneur Jan Nepveu had herhaaldelijk verzocht om een dergelijke militaire ondersteuning.
John Stedman (1744 – 1797) is bekend geworden door het boek dat hij over zijn Suriaamse ervaringen schreef, Narrative of a Five Years Expedition against the Revolted Negroes of Surinam. Het verscheen in 1796 in Londen en werd spoedig vertaald in het Duits, Zweeds, Italiaans, Frans en Nederlands. In dit zeer succesvolle boek behandelt Stedman de geschiedenis, de geografie, het bestuur, flora en fauna, en het dagelijks leven op de plantages en in Paramaribo. Ook geeft hij een levendig beeld van zijn persoonlijke belevenissen. Sterk tot de verbeelding heeft altijd zijn verhouding met het slavenmeisje Joanna gesproken. Bij haar kreeg hij een zoontje, Johnny.
Stedman spaart de pijnlijke details niet. Veelvuldig beschrijft hij de onmenselijke straffen die de tot slaaf gemaakten moesten ondergaan. De grootste indruk maakte dit boek door de vele gravures die er in staan. Een aantal beeldt de gestrafte slaven uit. Geen boek over slavernij of over de geschiedenis van Suriname of er is voor illustraties uit dit boek geput.
Stedman was behalve militair ook een goed observerende natuurliefhebber, schrijver, tekenaar, schilder en dichter. Over deze veelzijdige figuur schrijf ik een biografie en een biograaf moet naar mijn mening hebben rondgelopen in de voetstappen van zijn hoofdpersoon. Zo ben ik hem nagelopen in Nederland, waar hij in de Schotse Brigade diende, in Schotland waar zijn voorouders vandaan kwamen en waar hij zelf ook vele keren is geweest, en in Devon, in Engeland, waar hij de laatste dertien jaar van zijn leven doorbracht. Natuurlijk moest ik ook naar Suriname zelf.
Van eind augustus tot half september 2017 probeerde ik in Suriname in de Stedmansfeer te komen. Dat kan natuurlijk maar ten dele. De samenleving is volkomen anders dan die in de achttiende eeuw. Van de bebouwing van Paramaribo destijds is weinig meer terug te vinden omdat de huizen van toen in twee grote stadsbranden, in 1821 en in 1832, in vlammen zijn opgegaan. Van de 400 tot 500 plantages in de tijd van Stedman is nog maar een handjevol over. Wat er nog rest dateert voornamelijk uit de negentiende eeuw.
Twee grote complexen waar Stedman heeft rondgelopen zijn er nog: Fort Nieuw Amsterdam en Fort Zeelandia met enkele kleinere gebouwen daarbij. De plattegrond van Paramaribo zelf – het rechthoekige grid van een geplande koloniale stad – is nog intact, maar de meeste huizen van later datum. Natuurlijk was Stedman vertrouwd met de grotere gebouwen van de koloniale overheid. Daar is nu nu niet veel meer van aanwezig. Het gouverneurshuis zoals hij het kende, is in de loop der jaren uitgebreid en heet nu het Presidentieel Paleis. En ’s Lands Hospitaal waarvan het oudste deel dateert uit ongeveer 1765 staat er ook nog.
Stedman vond Paramaribo een prachtige stad. Hij heeft onder andere aan de Waterkant gewoond. Je nog wel ongeveer voorstellen hoe het er destijds uitzag. Je moet de auto’s wegdenken, de huizen restaureren en goed in de verf zetten, en je voorstellen dat de straat met schelpengruis was geplaveid. Aan weerszijden stonden sinaasappelbomen en tamarinde’s.
Veel van de voorname huizen in de stad heeft hij van binnen gezien. Aan de Henck Arronstraat staan nog een paar huizen die dateren uit zijn tijd. Ten slotte heeft hij aan de buitenzijde van de stad de begraafplaats de Nieuwe Oranjetuin gekend. Met enige moeite kun je daar binnen komen en speuren naar bekende namen.
Stedman, die als kapitein diende, heeft zeven maal een periode van enkele maanden in het binnenland doorgebracht. Zowel in het gebied van de Cottica als aan de Commewijne. Daar werd, meestal in de nabijheid van een plantage, een legerkamp ingericht. Hij heeft van daaruit en vanuit Paramaribo vele plantages bezocht, kennis gemaakt met de eigenaren en zich op de hoogte gesteld van de gang van zaken daar; vaak tot zijn afschuw. Plantages die hij heeft bezocht en waar men nu nog restanten kan vinden zijn onder andere Alkmaar, Rijnsdorp en Katwijk. Met kaarten en oude prenten en tekeningen kun je je daar nog wel voorstellen hoe het daar geweest moet zijn. Hier en daar tref je nog een herinnering aan zoals een sluis, een waterput of een oude waterloop.
Buiten Paramaribo bewonderde Stedman de natuur; hij gaf zijn ogen goed de kost en beschreef en tekende dieren en planten. Twee plekken buiten Paramaribo wilde ik beslist zien.
De eerste was de plaats waar Stedman samen met de zogeheten Zwarte Jagers en de Sociëteitstroepen een klein veldslag met de marrons heeft geleverd. De plek heette Holi Mi. Maar net zo min als de exacte plaats van het veel bekendere Buku is terug gevonden, zo moeilijk was het om aan te wijzen waar Holi Mi nu precies heeft gelegen. Niet doen, was het algemeen advies, je weet de exacte lokatie niet, het ligt midden in de moerassen, het is er ongezond en het uiterst inspannend om daar een onderzoek in te stellen. Dit plan moest ik opgeven. Zoals hierboven beschreven is het me wel gelukt om op de voormalige plantage L’Espérance in zijn voetsporen te treden.
Dichter in de jungle. John Gabriel Stedman (1744-1797) zal in 2018 verschijnen bij uitgeverij Atlas Contact te Amsterdam.
0